schrijver, Emmie, historische roman,

Kort verhaal | Spaanse liefde

In februari 2022 deed ik mee aan de schrijfwedstrijd ‘Met z’n tweeën op reis’ van Elena Benvenuti (Il Bene).
Alle deelnemers zonden twee namen van hoofdpersonen in en een reisbestemming. Die werden doorgestuurd naar iemand anders. De schrijvers maakten daar een verhaal van max 750 woorden van.
Mijn opdracht: Schrijf over Quichot en Cyrano, die allebei een hoge functie hebben in het leger en vrienden zijn. Reisbestemming: het Spaanse platteland. 

Met mijn verhaal ‘Spaanse Liefde’ won ik niet, maar ik kreeg wel een eervolle vermelding. Elena schreef: ‘Het verhaal heeft een teerheid die ontroerend is.‘ En daar ben ik natuurlijk super trots op. 

16 augustus 1936

‘Ik ben verliefd, Cyrano.’ Met een gelukzalige blik in zijn ogen ligt Quichot naast me. Loom kauwt hij op een grasspriet. We liggen in het gras ergens halverwege de weg van Badajoz naar Sevilla. Na de bombardementen op Badajoz een paar dagen geleden, die we op wonderbaarlijke wijze allebei overleefd hebben, besloten we samen naar huis te lopen, naar Andalusië. Als officier en commandant in het Spaanse leger was het onze plicht de overblijfselen van onze regimenten bij elkaar te vegen en ons te melden Madrid. Maar er was niemand over van onze mannen, iedereen was dood of gevlucht.

Vier jaar geleden leerde ik Quichot kennen. We moesten ons op dezelfde dag melden voor het Spaanse leger en zochten steun bij elkaar die eerste dagen. Vanaf dat moment ben ik verliefd op hem. Niet dat ik dat meteen wist trouwens. Of eigenlijk wilde ik het niet meteen toegeven. Maar na een verlof waarbij we samen de stad ingingen en dronken werden kon ik er niet meer onderuit. De drank maakte me overmoedig en ik besloot hem te kussen als ik de kans kreeg. Met het laatste restje verstand wat nog in mij zat heb ik mezelf ervan weerhouden.
   Hoewel we in die vier jaar onze plicht hebben gedaan en snel zijn opgeklommen tot onze huidige rang, hebben we het allebei nooit echt naar onze zin gehad in het leger. Al toen we een maand geleden te horen kregen dat wij in Badajoz moesten blijven terwijl het grootste deel van de daar gestationeerde legeronderdelen naar het veel veiligere Madrid werden overgeplaatst, bespraken wij de mogelijkheden om naar huis terug te keren. En nu zijn we dus onderweg.

Quichots woorden doen me pijn, maar daar heeft hij duidelijk geen idee van.
   ‘Wat fijn voor je,’ weet ik uit te brengen. ‘Is ze mooi?’
Geen idee waarom ik dat vraag. Ik wil niet weten hoe fantastisch het meisje is waar hij zijn oog op heeft laten vallen. Hoe mooi hij haar vindt, hoe hij naar haar verlangt. Maar hij is zo prachtig zoals hij daar in het gras ligt. De zon schijnt door de takken van de boom waaronder we zijn gaan liggen en tekent figuren op zijn gezicht. Dat gezicht waar ik zoveel lange uren naar heb gekeken. En die dromerige blik. Als ik vanavond ga slapen zal ik die weer voor me zien en doen alsof die voor mij bestemd was.
   ‘Die ogen, Cyrano, en die mond. Ik blijf er aan denken.’
Ik knik, wat kan ik zeggen. Al maanden zoek ik naar het juiste moment om mijn vriend te vertellen over mijn gevoelens, maar ik heb dat moment nog niet gevonden. Ik wil onze vriendschap niet op het spel zetten. Bovendien ben ik bang voor de gevolgen als de liefde wel wederzijds is. In ons katholieke en conservatieve Spanje wordt de mannenliefde niet geaccepteerd. Sterker nog, het bestaat er niet.
Mijn ouders kan ik het niet vertellen. Ik weet vrij zeker dat ze me zullen verstoten als ze er achter komen.
   ‘Maar waar heb je haar dan ontmoet?’ De afgelopen tijd zijn we bijna elk moment samen geweest. Misschien is hij ’s nachts, terwijl ik sliep, de stad in gegaan.
   ‘Een paar jaar geleden. Maar ik realiseer me pas sinds kort dat ik verliefd ben.’
Ik zucht. Wat een kwelling. Ik moet een eind maken aan dit gesprek anders zeg ik dingen die ik beter niet kan zeggen.
   ‘Weet ze het?’ vraag ik.
   ‘Geen idee.’ Hij draait langzaam zijn gezicht naar me toe en kijkt me recht aan.
   ‘Weet je het?’