schrijver, Emmie, historische roman,

Stemrecht of stemplicht?

Nieuwsblad van het noorden, blog, geschiedenis, groningen, vrouwenkiesrecht,
Nieuwsblad van het Noorden 16/61925

Geïnspireerd door een podcast die ik onlangs luisterde, heb ik besloten om elke maand een bericht uit de krant van precies honderd jaar geleden te delen. Oude kranten geven je de kans door de ramen van het verleden te gluren. In de kleinste berichtjes lees je persoonlijke verhalen, over hoe mensen leefden, waar ze zich zorgen over maakten, en hoe anders – of juist hoe herkenbaar – hun wereld was. Zo stuitte ik op een ingezonden artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van 16 juni 1925. Het gaat over iets wat me meteen greep: vrouwen die wél stemrecht hadden, maar niet gingen stemmen.

De context

Het is een beetje een vaag bericht, want de ‘wenschen’ waarover met schrijft, worden niet genoemd. Bovendien vraag ik me af hoe neutraal de groep vrouwen van de Vereniging voor Staatsburgeressen is. Zij nodigen uitsluitend de linkse partijen die gereageerd hebben uit. De rechtse, die al hun wensen afwijst wordt niet uitgenodigd.
Voor wie niet bekend is met de ontwikkelingen op het gebied van vrouwenkiesrecht, eerst even wat eraan voorafging:
Tot 1917 stond in de grondwet dat vrouwen geen kiesrecht hadden. Triest genoeg was dit het gevolg van het verzoek van Aletta Jacobs in 1883, toen vrouwen feitelijk nog niet waren uitgesloten van het kiesrecht, aan de gemeente Amsterdam om haar op de kieslijst te plaatsen. Haar verzoek werd afgewezen omdat ‘in de geest van de wet’ alleen mannen mee konden doen. Voor de zekerheid werd bij een grondwetswijziging in 1887 toch maar opgenomen dat alleen mannelijke ingezetenen van Nederland op de kieslijst terecht konden komen.

Een mijlpaal voor vrouwenkiesrecht

Op 5 juli 1922 mochten mannen en vrouwen in Nederland naar de stembus. Voor het eerst waren vrouwen, net als mannen, stemgerechtigd en stemplichtig. Nog maar twee jaar eerder, in 1920, was het actief vrouwenkiesrecht definitief in de grondwet opgenomen.
Na de Grondwetsherziening in 1917 hadden vrouwen het recht zich verkiesbaar te stellen en werd de grondwettelijke belemmering tegen vrouwenkiesrecht opgeheven.
In 1919 nam de Eerste Kamer vervolgens een wetsvoorstel aan waardoor vrouwen het recht kregen te stemmen voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden.
Jaren van strijd waren eraan voorafgegaan, aangevoerd door vrouwen als Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker.
Maar toen het moment eindelijk daar was, bleek dat lang niet alle vrouwen gebruik maakten van hun pasverworven recht.

Frustratie bij voorvechters

Dat was een doorn in het oog van de vrouwen die zich jarenlang hadden ingezet voor dit recht en er kwam een enorme lobby op gang. In deze ingezonden brief uit het Nieuwsblad van het Noorden van juni 1925 klinkt frustratie door: te veel vrouwen lijken zich niet bewust van het belang van hun stem. De Nederlandse Vereniging van Staatsburgeressen roept Groningse vrouwen op om te komen luisteren naar vertegenwoordigers van politieke partijen. Ze willen uitleggen wat er op het spel staat.

Waarom gingen vrouwen niet stemmen?

Waarom bleven vrouwen thuis? Voor velen was politiek een ‘mannenwereld’. Ze waren niet opgegroeid met het idee dat hun stem ertoe deed. Anderen vonden het lastig zich te verdiepen in partijprogramma’s of ervoeren sociale druk om zich afzijdig te houden. En dan waren er de vrouwen die het eenvoudigweg niet belangrijk vonden, die wel wat anders aan hun hoofd hadden. Stemrecht was voor hen geen vanzelfsprekend deel van hun identiteit.

De parallel met vandaag

En hoe is het honderd jaar later?We leven in een tijd waarin we weten dat onze stem ertoe doet. En toch zijn er nog steeds groepen die minder vaak gaan stemmen. De redenen zijn deels anders, maar deels ook opvallend hetzelfde: Gebrek aan vertrouwen in de politiek, het idee dat stemmen weinig verschil maakt, of simpelweg niet goed weten op wie te stemmen.

De vrouwen van toen hadden tenminste nog de stemmen van hun voorgangsters in hun nek hijgen. Maar wie fluistert ons nu in dat het wel uitmaakt? Dat het recht om te stemmen te kostbaar is om niet te gebruiken? Misschien moeten we dat zelf zijn.