Eind 2021 besloot ik mezelf uit te dagen door in 2022 elke maand een kort verhaal te schrijven en te publiceren op mijn website. In het verhaal van vandaag vindt Delia een tachtig jaar oude kerstkaart en gaat ze samen met haar vriend David op zoek naar het verhaal achter deze kaart. Wie zijn Maurits en Petra? En wat heeft Sam met hen te maken?

November 2021
Zuchtend en kreunend tilt Delia nog een keer de hamer boven haar hoofd. Het is geen groot exemplaar maar na een week slopen zijn haar armen zo verzuurd dat het voelt alsof ze een olifant van de grond probeert te krijgen. Gelukkig heeft ze met David afgesproken dat ze morgen, als deze muur eruit is, een dagje vrij nemen. Met een grom laat ze de hamer neerkomen op het laatste stuk van de muur en laat de hamer dan op de grond vallen.
Zo, klaar! Delia loopt weg van de muur, leunt tegen de vensterbank en kijkt de kamer rond. Het is een grote troep, dat wil ze zo nog even opruimen. Maar eerst heel even pauze.
In de hoek van de kamer staat een tafeltje met een waterkoker en zakjes oploskoffie. Niet per se lekker, wel praktisch. Terwijl ze het poeder door het water in haar kopje roert denkt Delia terug aan het moment, vier weken geleden, waarop David en zij hun handtekening op het koopcontract zetten. Ze wisten dat er veel moest gebeuren aan het oude huis waar ze vanaf dat moment de eigenaren van waren, maar ze vielen allebei voor de charme van de statige woning die dit jaar precies honderd jaar geleden gebouwd is.
Als ze de laatste slok uit haar kopje genomen heeft, pakt Delia de bezem en begint de delen van de houten tussenmuur die ze zojuist geminimaliseerd heeft bij elkaar te vegen. Opeens valt haar oog op iets gekleurds tussen het grijze puin. Ze knielt, pakt het voorzichtig op en blaast het stof er af. Het is een illustratie van een jongetje met rode blosjes, dat liggend op zijn buik op een slee een besneeuwde berg af suist. De tekst ‘Gelukkig Nieuwjaar’ verraadt de gelegenheid waarvoor de kaart bedoeld is.
Nieuwsgierig draait Delia het kaartje om. Het is vergeeld en de woorden zijn vervaagd maar het lukt haar toch het sierlijke ouderwetse handschrift te ontcijferen.
Lieve Maurits,
Vader weet het, hij is woest. Je moet verdwijnen!
Zorg goed voor jezelf, maak je geen zorgen om mij.
Als deze rotoorlog voorbij is wacht ik op je, elke zaterdag om 17.00 uur in het Sterrebos.
Ik hou van je!
Liefs,
Petra (Groningen, 1941)
Op de adresregels staat:
Maurits de Leeuw
Haddingestraat 36
Groningen
Delia’s ogen dwalen naar de tekst. Hoe komt dit kaartje terecht tussen het puin van de muur die ze de afgelopen dagen zo ‘vakkundig’ heeft gesloopt? Wat is er gebeurd in december 1941? En wie zijn Maurits en Petra?
Als David even later ook klaar is met de klus in de woonkamer waar hij mee bezig was lopen ze samen naar het huis van Delia’s ouders waar ze logeren tot hun eigen huis bewoonbaar is. Delia besluit nog niks over het kaartje te zeggen. Er heeft zich inmiddels een heerlijk romantisch verhaal ontsponnen in haar hoofd over een verloren en weer teruggevonden liefde en ze weet nu al dat David haar daar smakelijk om uit zal lachen. Dus vertelt ze hem nog lekker even niks. Ze gaat eerst op zoek naar meer informatie.
Van de geschiedenis van hun pas gekochte huis weet Delia al het een en ander, die informatie heeft ze gezocht en gevonden toen ze overwogen het te kopen. Het is gebouwd in 1910, tijdens de bevrijding van Groningen is er in de buurt gevochten, in de gevel van de buren zitten kogelgaten. Ze heeft zelfs ontdekt dat Jantina (Tine) Tammes, de eerste vrouwelijke hoogleraar van Groningen, er gewoond heeft. Maar over een Maurits of een Petra heeft ze niks gevonden. Nu besluit ze zich te richten op het adres van Maurits.
Na een week en een uitgebreide online zoektocht heeft Delia minimale informatie gevonden over de woning aan de Haddingestraat. Dat het ooit onderdeel was van het naastgelegen Pelstergasthuis, dat je aan het begin van de negentiende eeuw een paar huizen verderop, bij sigarenmagazijn Boerma, voor een gulden tachtig honderd Stormlooperssigaren kon kopen en dat er in 1937 bij een kleine kleermakerswerkplaats op nummer 20 brand is geweest. Maar over de periode rond 1941 vond ze weinig.
Ook op de naam Maurits de Leeuw heeft ze gezocht. Ze vond een overlijdensadvertentie uit 1996 van een Maurits de Leeuw uit Haarlem, maar ze heeft geen idee of dat de man is van het kaartje. Hij was wel geboren in Groningen, in 1909, dus het zou kunnen, maar bewijs vond ze niet en meer informatie ook niet.
Omdat David zich afvroeg waar ze toch steeds zo druk mee was op de laptop heeft ze hem toch maar verteld over haar vondst. Zoals verwacht lachte hij haar uit om het verhaal dat ze erbij had verzonnen, maar hij bleek, net als Delia, geïntrigeerd door de vrolijke afbeelding op de kaart en de boodschap op de achterkant die daar zo mee in strijd leek te zijn.
‘Laten we ons eerst focussen op de verbouwing, als dat klaar is en we wonen in ons paleisje gaan we samen op zoek naar Maurits en Petra,’ beloofde hij haar. Delia kon niet anders dan instemmen. Ze realiseerde zich maar al te goed hoeveel tijd het haar zou kosten als ze helemaal in dit verhaal zou duiken. En die tijd heeft ze niet, want elk vrij uurtje moet en wil ze in hun nieuwe huis stoppen.
Ze heeft de kaart in haar agenda gestopt, zodat die niet beschadigd of kwijt zou raken, en heeft zich gestort op het slopen, opbouwen en uiteindelijk ook inrichten van het huis.
December 2021
Op een koude, maar zonnige dag in december staan David en Delia voor het huis aan de Haddingestraat 36. Ze wonen al een paar weken in hun nieuwe huis en hebben nu eindelijk tijd om aan hun zoektocht naar Maurits de Leeuw te beginnen. Omdat ze online niet verder kwamen hebben ze besloten een kijkje te nemen bij het adres waaraan de kaart van Petra gericht was. Na een wandeling door de stad en warme chocolademelk bij de ijsbaan op de Grote Markt lopen ze nu over de Vismarkt.
‘Ik vraag me af of het ons iets gaat opleveren,’ Delia kijkt David wat weifelend aan. ‘Maar niet geschoten is altijd mis, toch? Wie weet zien we iets interessants aan het huis of in de buurt.’
David pakt haar hand wat steviger vast.
‘Precies, en dan hebben we het in ieder geval geprobeerd. Het is toch best bijzonder dat je die kaart hebt gevonden. Natuurlijk ga je dan op onderzoek uit en kijken of je het verhaal erachter kunt ontdekken. In de echte wereld zie je misschien dingen die je online nooit zult vinden.’
Helaas is er zo op het eerste gezicht niks te zien aan het huis waar Maurits de Leeuw tachtig jaar geleden gewoond zou moeten hebben. Ja het is oud en klein en een beetje scheefgezakt, maar dat is het geval bij zoveel huizen in de stad. De gordijnen zijn dicht en het is onduidelijk of er iemand thuis is. Aan de voordeur hangt een kerstkrans van dennengroen en rood lint.
Links van nummer 36 staat een iets groter huis van twee verdiepingen, rechts eenzelfde soort huis als het huis waar ze voor staan en ertegenover een lelijk grijs, veel nieuwer studentenhuis.
Delia en David kijken elkaar aan. Wat nu?
‘Laten we een stukje die kant oplopen.’ Delia wijst in de richting van het Zuiderdiep. ‘Eens kijken waar dat sigarenmagazijn moet hebben gezeten, en die kleermaker die brand had.’
Een uur later staan ze weer voor nummer 36. Niet veel wijzer over de geschiedenis van dit specifieke pand, maar wel over de geschiedenis van deze buurt. De Folkingestraat, die parallel loopt aan de Haddingestraat, was tot aan de Tweede Wereldoorlog het hart van de Joodse buurt. Het moet een levendige buurt zijn geweest, met veel bedrijvigheid, ambachtslieden en winkeltjes.
Ze hebben een kijkje genomen in de Synagoge en de struikelstenen bekeken die op verschillende plekken in de stoep liggen. Delia krijgt altijd een brok in haar keel als ze nadenkt over de levens van de mensen die nu alleen nog bestaan op die kleine vierkante stenen voor haar voeten. De mogelijkheid dat Maurits Joods was is opgekomen, maar voor het huis aan de Haddingestraat ligt geen struikelsteen en ook nu hebben ze er geen aanwijzing voor gevonden.
Als ze weer voor het huis van Maurits staan schijnen er kerstboomlichtjes door de lichte plisségordijnen en brandt er een lichtje in de kerstster voor het raam. Het lijkt erop dat er nu wel iemand thuis is.
‘Misschien kunnen we aanbellen,’ had Delia geopperd toen ze, inmiddels in het donker, onder de kerstige straatverlichting terugliepen naar de Haddingestraat. ‘Wie weet heeft de huidige bewoner meer informatie.’
Nu ze voor het huis staan twijfelt ze, ze wil niemand lastig vallen en de kans is natuurlijk groot dat de man of vrouw die er nu woont geen idee heeft wat er zich zo lang geleden in dit huis afspeelde.
Ze kijkt nog eens naar David, die haar bemoedigend toeknikt. Haar nieuwsgierigheid wint het van de twijfel en dus geeft ze een kort rukje aan de knop die binnen een ouderwetse bel in beweging brengt. Even later gaat de deur open en verschijnt het vragende gezicht van een man. Delia schat hem begin dertig.
‘Dag meneer. Het spijt me als we u lastig vallen,’ ze gebaart naar zichzelf en David, ‘maar wij hebben een vraag.’ De man kijkt haar niet begrijpend aan. Misschien had ze dit iets beter moeten voorbereiden, ze heeft er helemaal niet over nagedacht wat ze moet zeggen.
‘Mijn naam is Delia en dit is mijn vriend David,’ gaat ze verder. ‘Wij zijn op zoek naar de geschiedenis van uw woning. Volgens onze gegevens moet hier ooit een Maurits de Leeuw hebben gewoond en wij zouden graag wat meer over hem te weten komen. We vroegen ons af of u ons misschien kunt helpen.’ Hoopvol kijkt ze de man aan. Ze voelt Davids geruststellende hand op haar schouder. Dan zegt de man: ‘Daar weet ik wel iets van, ja. Kom even binnen, het is geen verhaal om hier te bespreken.’
Een kriebel schiet door Delia’s buik. Hij weet iets? Opgewonden kijkt ze naar David die een beweging met zijn hoofd maakt alsof hij wil zeggen ‘Ga maar.’ Delia stapt achter de man aan het gangetje binnen. Als ze de woonkamer binnenkomt steekt de man zijn hand uit. ‘Sam de Leeuw,’ zegt hij. ‘Maurits was mijn overgrootvader.’
December 1941
‘Laten we even naar binnen gaan.’ Maurits pakt Petra’s hand en trekt haar achter zich aan het kleine huisje binnen. Ze wil protesteren, maar iets in zijn stem weerhoudt haar daarvan.
Vanaf het moment dat ze hem een paar weken geleden op straat tegenkwam hebben ze elkaar elke week gezien. Delia kent Maurits al een paar jaar, hij was haar leraar op de Mulo en voor haar dus meneer de Leeuw, maar nadat zij haar diploma had gehaald zijn ze elkaar uit het oog verloren. Overigens was ze op dat moment niet in hem geïnteresseerd. Of toch in ieder geval niet zoals ze dat nu is.
Afgelopen zomer kwamen ze elkaar tegen en raakten aan de praat. Maurits vroeg hoe het met haar ging en vertelde dat hij te horen had gekregen dat hij geen les meer mocht geven op de Mulo vanwege zijn Joodse achtergrond. Petra schrok, dat had ze nooit van hem geweten, dat hij Joods was. De schrik was niet omdat ze problemen heeft met Maurits’ Jood-zijn, maar omdat hij waarschijnlijk grote problemen zal hebben met, nou ja, dat haar vader een hoge pief is bij de NSB. Maar dat heeft ze hem toen maar niet verteld. Ze heeft rustig geluisterd naar zijn plannen om zich te verzetten tegen de maatregelen die de Duitsers de afgelopen maanden hebben ingevoerd en de komende maanden vast nog zullen invoeren.
Later, toen hun relatie zich ontwikkelde en ze elkaar steeds vaker, in het geheim, zagen heeft ze hem wel over haar vader verteld. Natuurlijk schrok Maurits daarvan, maar hij nam het haar niet kwalijk.
‘Jij bent niet verantwoordelijk voor de keuzes van je vader,’ stelde hij haar gerust. ‘Tenzij jij zijn overtuigingen deelt natuurlijk, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk, dan zou je hier nu vast niet staan.’ Opgelucht had Petra haar hoofd even tegen zijn schouder gelegd.
Tot vandaag zagen ze elkaar een paar keer per week in het Sterrebos, een park aan de andere kant van de stad, maar toen ze er aan het eind van de middag aankwamen stond er bij de ingang een bordje ‘Voor Joden Verboden.’ Maurits had niks gezegd, maar zijn gezicht was vertrokken van een mengeling van pijn en woede. Hij had Petra’s hand gegrepen, zich met een ruk om gedraaid en was met grote passen naar huis gelopen. Dwars door de stad, zonder erover na te denken dat ze gezien konden worden. Petra moest rennen om hem bij te houden, als hij haar hand niet zo stevig had vastgehouden was ze hem zeker kwijtgeraakt. Ze begreep zijn pijn en boosheid zo goed. Alle regels die door de Duitsers werden opgelegd aan met name Joden maakten haar ook boos, deden haar ook pijn, al was het op een heel andere manier dan bij de mensen die het echt betrof. Wat haar vooral zo boos maakte was de ‘slimme’ manier waarop het gebeurde. Steeds een klein beetje meer, zodat men gewend was aan de ene regel voordat de nieuwe werd ingevoerd. Ze moest denken aan het voorbeeld van een kikker in kokend water waarover haar leraar biologie eens vertelde.
‘Als je een kikker in kokend water gooit,’ zei hij, ‘dan springt hij er meteen weer uit. Maar als je een kikker in koud water doet en dan langzaam de temperatuur opvoert, doet hij dat niet en blijft hij zitten tot hij sterft.’
Voor haar gevoel was dit precies wat er met de Joden gebeurde. Niet dat zij lijdzame kikkers waren, maar vooral dat alle niet-joden het lieten gebeuren. Dat niemand protesteerde, omdat het zo geleidelijk ging. Oké, afgelopen februari is er gestaakt nadat een grote groep Joodse mannen uit hun Amsterdamse huizen was gehaald, maar daarna werd het weer stil. Petra is ook boos op zichzelf. Ook zij doet niks, ze voelt zich machteloos en klein. Wat kan ze doen in haar eentje als achttienjarig meisje? Voor de zomer verzette ze zich nog wel eens tegen haar vader als die aan tafel zat te oreren over zijn grote held Mussert, het Joodse gevaar en de noodzaak van deze oorlog. Haar verzet leverde haar elke keer een woede-uitbarsting op en een paar weken huisarrest. En dat laatste is precies de reden waarom ze niet meer tegen haar vader ingaat. Huisarrest betekent nu ook Maurits niet kunnen zien en dat is het haar niet waard. Ze heeft gezocht naar andere daden van verzet, maar nog niks nuttigs gevonden, behalve Maurits steunen. En natuurlijk haar oren en ogen open houden voor informatie, al weet ze nog niet welke en waarvoor ze het kan gebruiken.
Nu staat ze in de kleine maar knusse woonkamer van Maurits. Het huis aan de Haddingestraat in het centrum van de stad is oud en scheefgezakt, maar Maurits heeft er een fijne plek van gemaakt. Ze was nog niet eerder in zijn huis, de kans was te groot dat ze gezien zouden worden door iemand die zijn of haar mond niet kon houden. Als haar vader er achter zou komen, zou dat het einde van hun relatie betekenen en wie weet welke gevolgen het verder voor Maurits zou hebben.
De man van wie ze de afgelopen weken zoveel is gaan houden staat nu met gebalde vuisten voor haar. Zijn ogen spuwen vuur en hij lijkt dwars door haar heen te kijken.
‘Maurits…’ begint ze voorzichtig en ze steekt een hand naar hem uit. Maar hij keert zich van haar af en loopt een paar passen van haar weg.
‘Godverdomde klootzakken.’
Petra schrikt als hij hard met zijn vuist tegen de muur slaat. Gaat dan nu gebeuren waar ze al die tijd bang voor was? Houdt hij haar dan toch verantwoordelijk voor de daden van haar vader en daarmee voor al die vreselijke maatregelen? Maurits heeft steeds gezegd dat hij dat nooit zou doen, maar misschien heeft hij zich nu bedacht. Tranen wellen op in haar ogen bij de gedachte dat hij haar misschien niet meer wil zien. Wat moet ze zonder deze man? Hoe moet ze zich staande houden in deze wereld zonder de kalme zekerheid die hij haar biedt?
‘Och liefste,’ Maurits staat in een grote stap weer tegenover haar. ‘Heb ik je laten schrikken? Wat zie je wit.’ Hij trekt haar tegen zich aan en kust haar haar. ‘Het spijt me. Ik moest even mijn frustratie eruit gooien, maar daar mag ik jou natuurlijk niet mee lastig vallen, jij kunt er ook niks aan doen.’
Petra legt een hand tegen zijn wang.
‘Dat geeft niet, ik snap je boosheid zo goed.’
Met haar duim streelt ze zijn gladgeschoren wang. Maurits legt zijn hand op de hare en streelt met zijn duim de rug van haar hand. Zo staan ze een tijdje tegenover elkaar. Zwijgend, allebei met hun eigen gedachten.
Met bonzend hart en trillende vingers zit Petra aan haar bureau. Het bureau dat ze kreeg voor haar twaalfde verjaardag en waar ze nu, zes jaar later, nog zo graag aan zit te schrijven. Maar niet deze keer. De kaart die voor haar ligt straalt vrolijkheid uit, de afbeelding van de jongen met de rode blosjes en de besneeuwde berg stralen een soort gezelligheid uit, maar de boodschap die ze er zo op zal schrijven is allesbehalve vrolijk en gezellig. Petra slaakt een diepe zucht en pakt voor de zoveelste keer haar pen op. Ze probeert al zeker een uur de moed te vinden de woorden die ze moet schrijven op papier te zetten.
Vanochtend is de bom gevallen. Niet letterlijk natuurlijk, hoewel dat ook zou kunnen in deze tijd, maar figuurlijk. En de bom is niet alleen gevallen, hij is ook ontploft. Vader is ontploft. Ook niet letterlijk uiteraard, maar het scheelde niet veel.
Waar ze al bang voor was is gebeurd. Toen Maurits haar na het zien van het gehate bordje ‘Voor Joden Verboden’ meetrok naar zijn huis heeft iemand hen gezien. En niet zomaar iemand, het was Petra’s jongere zusje Lenie. Lenie, die al zolang Petra zich kan herinneren als belangrijkste levensdoel lijkt te hebben haar oudere zus dwars te zitten. Lenie die het lievelingetje van hun vader is en Lenie die alles doet om dat zo te houden. Dus toen ze vanochtend Petra’s kamer binnenkwam en zei dat ze haar had gezien met Maurits, wist Petra al hoe laat het was. Lenie heeft het niet letterlijk gezegd, maar aan de toon waarop ze liet weten dat hun vader daar vast niet blij mee zou zijn, wist Petra al dat ze het hem zou vertellen. En daar vergiste ze zich niet in. Tien minuten later stond vader voor haar, zijn gezicht rood aangelopen en toen hij haar de beschuldigingen voor de voeten gooide vloog het speeksel door de lucht.
Omdat Lenie blijkbaar ook heeft gezien waar Maurits en Petra naartoe gingen schrijft ze nu deze kaart. Ze wil haar vriend zeggen dat hij moet verdwijnen, de invloed van haar vader rijkt verder dan hij zich kan voorstellen.
Natuurlijk heeft ze weer huisarrest en daarom wil ze haar moeder vragen de kaart op de bus te doen. Ze heeft goede hoop dat haar moeder aan haar kan staat. Ze keek zo verdrietig toen vader uit zijn slof schoot en Petra had de indruk dat de blik die ze haar toewierp bemoedigend bedoeld was. Alsof ze duidelijk wilde maken dat het wel goed zou komen en dat zij haar dochter wilde helpen.
Waar Lenie vaders lieveling is, heeft Petra altijd een betere band gehad met haar moeder. Bovendien lijkt moeder vaders ideologie niet te delen. Helaas kan ze niet tegen haar dominante man op en doet ze wat ze geleerd heeft, haar man dienen en zich schikken in haar rol. Misschien geeft het helpen van Petra haar zelfs wel het gevoel dat ze toch iets doet om zich te verzetten tegen haar man.
Disclaimer: Dit verhaal is fictie. Het huis aan de Haddingestraat is echt, maar is in werkelijkheid voor zover ik weet nooit door ene Maurits de Leeuw bewoond. Verzetsgroep de Groot heeft echt bestaan, het was een geweldloze verzetsgroep onder leiding van Gerrit Boekhoven, schuilnaam Henk de Groot.
Maurits, Petra (en haar familie), David, Delia en Sam zijn door mij verzonnen.
Dit was deel 1 van voorlopig het laatste korte verhaal. Volgende week volgt deel 2 en dan zit mijn uitdaging voor dit jaar erop. Ik heb besloten me volgend jaar weer vooral te richten op mijn boek en op de podcast die ik maak samen met Stephanie Croes.