Eind 2021 besloot ik mezelf uit te dagen door in 2022 elke maand een kort verhaal te schrijven en te publiceren op mijn website. In het verhaal van vandaag vindt Delia een tachtig jaar oude kerstkaart en gaat ze samen met haar vriend David op zoek naar het verhaal achter deze kaart. Wie zijn Maurits en Petra? En wat heeft Sam met hen te maken? Vandaag lees je deel 2. Heb je deel 1 nog niet gelezen? Je vindt het hier.

December 2021
‘Mijn overgrootvader heeft die kaart dus nooit gekregen.’ Sam slaakt een zucht. ‘Toen Petra de volgende dag niet op de afgesproken tijd arriveerde trok Maurits zijn conclusies. Inmiddels had hij genoeg verhalen over haar vader gehoord en wist hij dat de man tot alles in staat was.’ Sam kijkt Delia en David aan. ‘Hij heeft een tas gepakt, zijn spullen bij elkaar gezocht en is vertrokken. Hij is hier nooit meer binnen geweest.’
Nadat David en Delia hadden uitgelegd over de kaart die ze hebben gevonden en de zoektocht die tot nu toe niks opleverde, zijn ze in zijn knusse woonkamer gaan zitten en is Sam gaan vertellen wat hij weet.
‘Heeft hij je dit allemaal verteld?’ Delia en David hebben geen woord gezegd toen Sam aan het vertellen was. Maar zijn verhaal heeft wel vragen opgeroepen.
‘Helaas niet. Tot kort voor zijn dood heeft hij gezwegen over de oorlog, maar in de dagen voor zijn overlijden heeft hij het hele verhaal aan mijn vader verteld. Ik denk dat hij het al die jaren heeft weggestopt, het moet erg pijnlijk voor hem zijn geweest.’ Delia knikt begrijpend en vanuit haar ooghoek ziet ze David hetzelfde doen.
‘Mijn vader heeft daarna alles zo volledig mogelijk opgeschreven, dat is dus inmiddels vijfentwintig jaar geleden.’
Delia hoort een kuchje van David, zijn manier om te laten weten dat hij iets wil zeggen.
‘Is dat schriftje er nog?’ vraagt hij.
Sam knikt en wijst naar de kast tegen de muur. ‘Het ligt daar. Maar ik weet nog niet zolang van het bestaan ervan. Pas toen mijn vader in 2016 overleed vond ik het. Er zat een briefje in waar op stond wat ik jullie net vertelde, dat mijn vader dit verhaal had opgeschreven naar aanleiding van wat zijn opa, Maurits, hem verteld had. En dat mijn vader hem heeft moeten beloven niet voor 2023 met iemand over dit verhaal te praten.’
Delia wil vragen waarom dat was, maar Sam gaat alweer verder.
‘Ik begreep in eerste instantie niet waarom dat was, maar nadat ik het verhaal gelezen had vermoedde ik wat de reden was van dat jaartal. In 2023 zou Petra namelijk honderd zijn geworden en ik denk dat Maurits verwachtte dat zij dan wel overleden zou zijn. Waarom hij daarop wilde wachten weet ik niet, maar mijn vader was nog maar tweeënvijftig toen hij overleed en dus vond ik het schriftje eerder dan de bedoeling was.’
‘Jeetje, wat een verhaal.’ Delia weet nog steeds niet goed wat ze moet zeggen. Ze heeft tijd nodig om te verwerken wat ze net heeft gehoord. Gelukkig is David wel in staat een vraag te formuleren.
‘We weten nu wat er tot 1941 is gebeurd, maar weet jij hoe het verhaal verder gaat? Maurits heeft de oorlog overleefd, wat is er na zijn vertrek met hem gebeurd?’
Sam knikt weer.
‘Ja dat weet ik. Maar ik ga nu eerst wat te drinken halen. Wat een abominabele gastheer ben ik toch. Jullie zitten maar te luisteren naar mijn gepraat en ik heb jullie helemaal niks aangeboden.’ Hij staat op en verdwijnt door een opening achter in de kamer.
Delia draait zich naar David toe en probeert hem met haar blik duidelijk te maken hoe verbaast ze is. En hoe blij dat ze dit hele verhaal mogen horen. Met haar lippen vormt ze het woord wauw en David reageert met een enorme grijns. Hij rolt met zijn ogen alsof hij niet kan geloven wat er gebeurt.
’Ik hoop dat jullie thee lusten?’ Sam komt met een dienblad met drie bekers en een schaaltje met kerstkransjes de kamer weer binnen. ‘Ik had het even moeten vragen, maar ik was er met mijn hoofd niet helemaal bij geloof ik.’ Hij lacht verontschuldigend naar Delia en David, die driftig knikken.
Als Sam alles op tafel heeft gezet en weer is gaan zitten vraagt hij: ‘Zal ik maar gewoon verder vertellen? Onderbreek me gerust als jullie vragen hebben.’
Delia pakt de beker hete thee en gaat er nog maar eens goed voor zitten. Ze heeft geen idee wat er nu gaat komen, ze kan niet wachten om te horen hoe dit verhaal verder gaat.
‘Dit was nog lang niet het hele verhaal.’ Sam neemt een slok van zijn thee en gaat dan verder. ‘Zoals je al zei David, Maurits heeft de oorlog overleefd. Nadat hij uit dit huis vertrokken was, vond hij onderdak bij vrienden in een dorp net buiten de stad. Toen hij ook daar niet meer veilig was is hij ondergedoken in Friesland. Daar heeft hij de hele oorlog op de zolder van een grote boerderij gezeten. Af en toe mocht hij naar buiten en hoewel het in die regio rustig was wat betreft Duitsers en razzia’s, was er toch een constante dreiging die veel impact op hem heeft gehad.’
Delia begrijpt dat wel, maar hoe het echt voor Maurits en al die andere mensen moet zijn geweest, daar kan ze zich geen voorstelling van maken.
‘Na de oorlog is Maurits meteen terug gegaan naar Groningen. Zodra het kon is hij op de fiets gestapt en op zoek gegaan naar Petra. Maar hij kon haar niet vinden.’
Sam laat even een stilte vallen.
‘In het huis waar ze in 1941 woonde, woonden andere mensen. Van de buren hoorde hij dat de vader van Petra was gevlucht toen duidelijk werd dat Duitsland de oorlog zou verliezen. Hij heeft zijn gezin achtergelaten. Later is hij toch gepakt en naar een kamp gebracht waar collaborateurs na de oorlog werden opgesloten. Petra en haar moeder en zusje zouden daar een paar dagen later ook naar toe zijn gebracht.’
Delia zucht. Wat triest voor Petra dat ze ook na de oorlog nog moest lijden onder de keuzes van haar vader.
‘Teleurgesteld is Maurits terug gefietst naar Friesland,’ gaat Sam verder. ‘Hij is daar gebleven tot hij onderdak voor zichzelf had geregeld bij een nicht in Haarlem. Zij was een van de weinige familieleden die de oorlog hadden overleefd en toen hij haar had gevonden en zijn situatie uitlegde bood ze hem een kamer in haar huis aan. Zijn eigen huis, Sam maakt een armgebaar om nog maar eens duidelijk te maken dat het het huis betreft waarin ze nu zo gezellig op de bank zitten. ‘Zijn eigen huis werd bewoond door mensen die hij niet kende en die niet van plan waren het aan hem terug te geven. Maurits kon ook niet bewijzen dat het zijn huis was. Tijdens zijn overhaaste vertrek in 1941 was hij vergeten de eigendomsakte mee te nemen en door de chaos na de oorlog was er bij de gemeente ook niemand die hem daar aan kon helpen. Hij is dus in Haarlem gaan wonen, is daar een paar jaar later getrouwd en heeft met die vrouw een zoon gekregen, mijn opa. Hij heeft nooit meer over de oorlog of over Petra gesproken.’
Wat een verhaal. Delia is teleurgesteld dat het niet goed afloopt. Stiekem hoopte ze toch dat Maurits en Petra elkaar na de oorlog weer zouden vinden en nog lang en gelukkig zouden leven.
‘Toch jammer dat we nooit zullen weten hoe het met Petra verder is gegaan,’ zucht David. Ook in zijn stem klinkt teleurstelling door.
‘Ik ben nog steeds niet klaar.’
Verbaasd kijkt Delia op. ‘Niet?’
Sam schudt zijn hoofd. ‘Nee. Nadat ik het verhaal van Maurits had gelezen, wilde ik meer weten. Net als jullie ging ik online op zoek, maar ook ik kwam daar niet verder. Tot ik stuitte op een verhaal over de Groningse afdeling van de NSB en ontdekte wie Petra’s vader was. Toen wist ik dus haar achternaam, helaas had Maurits die niet genoemd of mijn vader die niet opgeschreven, en ben ik naar haar op zoek gegaan.’
‘Heb je haar gevonden?’ Delia kan haar ongeduld niet bedwingen.
Sam knikt. ‘Ja ik heb haar gevonden vijf jaar geleden. Ze was toen al vierennegentig, maar nog zo helder als een vierentwintigjarige.’
December 1945
Petra wrijft haar gehandschoende handen stevig tegen elkaar. Het is ijskoud op deze zaterdagmiddag en toch staat ze hier, net als de afgelopen veertien zaterdagen. Tevergeefs tot nu toe, maar ze weigert het op te geven. Sinds ze afgelopen september terug kwam in Groningen heeft ze zich gehouden aan de belofte die ze, nu vier jaar geleden, deed aan Maurits. In de eerste maanden na de bevrijding, zat ze met haar ouders en zusje in het kamp voor collaborateurs en kon ze er niet zijn. Ze is bang dat ze hem is misgelopen, maar de angst dat hem iets is overkomen, dat hij niet meer leeft, is nog veel groter. Al tijdens de oorlog hoorde ze over de vernietigingskampen in het oosten.
Toen vader Maurits destijds niet kon vinden en hij zich weer druk ging maken om het plezieren van zijn meerderen, vergat hij zijn gezin en kon Petra weer naar buiten. Het eerste wat ze deed was een kijkje nemen in de Haddingestraat, maar het huis waar ze Maurits voor het laatst zag was verlaten. Ze hoopte maar dat hij op een veilige plek was. Op dat moment nam ze zich voor alles te doen wat binnen haar mogelijkheden lag om haar vader en daarmee de Duitsers dwars te zitten. Deze oorlog moest zo snel mogelijk afgelopen zijn en al was haar bijdrage klein, zij wilde daar haar stinkende best voor doen.
Zo raakte ze verzeild in het Groningse verzet. Dat was nog niet gemakkelijk trouwens. Via een vriendin kwam ze terecht bij Verzetsgroep De Groot en daar reageerde men in eerste instantie behoorlijk wantrouwend toen ze haar achternaam hoorden. Begrijpelijk natuurlijk maar uiteindelijk heeft ze hen toch kunnen overtuigen van haar goede intenties en kreeg ze de kans zich te bewijzen. Dat is gelukt. Waarschijnlijk had ze hier nu helemaal niet gestaan als dat niet het geval was, want haar vrijlating uit het kamp heeft ze te danken aan haar verzetsvrienden. Zij hebben de autoriteiten ervan overtuigd dat Petra niet de ideologieën van haar vader aanhing maar zich heeft ingezet voor de vrijheid. Haar ouders en zusje zitten nog wel vast, vader om duidelijke redenen, moeder en Lenie omdat zij niks hebben gedaan om vader tegen te houden dan wel op een andere manier hebben geprobeerd ‘het goede’ te doen. Dat vader en Lenie vastzitten daar kan Petra niet om treuren. Om moeder heeft ze wel verdriet. Nee, ze heeft niks gedaan, maar dat kon ze ook niet. Moeder was te zwak, te zeer opgevoed met het idee dat je als vrouw je man moet dienen en niet in staat daarvan af te wijken en haar eigen keuzes te maken.
Petra kijkt op haar horloge, het is alweer half zes. Ook vandaag is Maurits niet gekomen. Maandag gaat ze weer naar het Rode Kruis, ze hoopt zijn naam tegen te komen op de lijsten van teruggekeerden, van overlevenden en desnoods op de lijsten met doden. Tot die tijd staat ze elke zaterdagmiddag om kwart voor vijf bij de ingang van het Sterrebos.
December 2021
‘Petra vertelde dat ze haar leven lang hoop heeft gehouden dat Maurits op zou duiken,’ besluit Sam zijn verhaal. ‘Tot ze in 1996 de rouwadvertentie zag die jij ook hebt gezien. Petra wist meteen dat dat haar Maurits was.’ Delia veegt een traan van haar wang. Wat een verdrietig verhaal.
‘Ze is later getrouwd met een verzetsvriend die haar na de oorlog werk en onderdak bood. Samen kregen ze een dochter.’ Delia zucht, het is een schrale troost.
‘Petra is nu zeker al dood?’ De vraag die al een tijd op haar lippen brandt, komt er nu wat onbehouwen uit, maar Delia wil het weten. Sam knikt. ‘Je bent net te laat, in maart is ze overleden, kort voor haar achtennegentigste verjaardag.’
Delia bukt om haar tas te pakken. Ze rommelt er een beetje in en trekt dan de kaart eruit en legt hem op tafel. ‘Ik vraag me toch af wat er dan met deze gebeurd is. Duidelijk is dat Maurits de boodschap niet gekregen heeft, maar hoe kan dat?’
Sam neemt een slok van zijn thee en als hij zijn beker weer neer zet zucht hij. ‘Petra heeft dat nooit geweten. Zij is altijd in de veronderstelling geweest dat haar moeder de kaart gepost heeft en dat Maurits haar advies om te verdwijnen ter harte heeft genomen.’ Sam pakt de kaart van de tafel en leest de tachtig jaar oude boodschap. ‘Pas toen ik haar vertelde dat Maurits de kaart niet heeft gekregen, begreep ze waarom hij niet verscheen in het Sterrebos terwijl hij wel de oorlog had overleefd.’
Delia leunt achterover.
‘Dat heeft ze zich dus al die tijd afgevraagd. Wat moet dat naar geweest zijn. Ik kan me voorstellen dat ze enorm is gaan twijfelen aan wat hun relatie voor hem betekende.’ Sam humt bevestigend.
‘Dat vertelde ze inderdaad. Ik heb de laatste jaren van haar leven contact met haar gehouden. Ze vond het heel bijzonder dat de achterkleinzoon van haar grote liefde haar had gevonden. We zijn zelfs een keer samen gaan wandelen in het Sterrebos.’
‘Wauw, echt? Dat moet voor jou ook heel bijzonder zijn geweest.’
‘Dat was het zeker. Maar nog even over deze.’ Sam houdt de kaart omhoog. ‘Petra heeft de kaart inderdaad aan haar moeder gegeven, maar blijkbaar heeft zij die toch niet verstuurd. Misschien heeft ze het niet gedurfd en de kaart daarom ergens verstopt waar niemand die zou vinden, of kreeg vader er lucht van en heeft ze de kaart snel ergens moeten verstoppen, bijvoorbeeld in een kier in de muur, met het idee later alsnog voor postbode te spelen.’
Het is even stil, alsof ze alle drie hun gedachten moeten ordenen. David pakt nog een koekje van de schaal, hij neemt een hap en kauwt er een tijdje op. Dan zegt hij: ‘Wisten de man en de dochter van Petra eigenlijk van Maurits?’
‘Haar man was op de hoogte. Toen Petra bij hem kwam werken na de oorlog had ze nog goede hoop dat ze Maurits terug zou vinden. Pas toen zij de hoop had opgegeven en min of meer geaccepteerd had dat ze hem nooit meer zou zien kwam er ruimte voor een nieuwe liefde. Kees was al tijdens hun verzetstijd verliefd op haar, maar heeft daar nooit blijk van gegeven. Pas jaren later heeft hij het opgebiecht en toen zijn ze een stel geworden.’
‘Denk je dat ze gelukkig was?’ Delia voelt een soort spijt voor Petra en hoopt heel hard dat het antwoord ja zal zijn.
‘Ze is in 1949 getrouwd met Kees en in 1950 is hun dochter Sita geboren. Ik denk dat ze gelukkig was. Misschien was ze op Kees niet zo verliefd als op Maurits, maar ze hadden het goed samen. Hun gedeelde oorlogservaringen hebben daar vast aan bijgedragen.’
Een sprankje opluchting verspreidt zich door Delia’s hart. Opeens hoort ze David naast zich naar adem happen. Ze draait zich naar hem toe en ook Sam kijkt verbaasd op.
‘Wat is er?’ Delia pakt Davids hand, hij is zo bleek als een vaatdoek.
‘Hoe heet de dochter van Petra, zei je?’ Met grote opengesperde ogen kijkt hij naar Sam.
‘Sita.’ Sam heeft duidelijk geen idee waarom die naam David zo van streek maakt en ook Delia begrijpt niks van het gedrag van haar vriend.
‘Weet je toevallig of Sita kinderen heeft?’
Sam knikt.
‘Ja, ik heb Sita twee keer ontmoet bij Petra en zij vertelde dat ze twee kinderen heeft. Een dochter, Theresia, en een zo…’
Nu gaat er bij Delia ook een lichtje op. Die namen komen haar heel bekend voor, maar voor ze iets kan zeggen roept David: ‘Theresia is mijn moeder!’
Disclaimer: Dit verhaal is fictie. Het huis aan de Haddingestraat is echt, maar is in werkelijkheid voor zover ik weet nooit door ene Maurits de Leeuw bewoond. Verzetsgroep de Groot heeft echt bestaan, het was een geweldloze verzetsgroep onder leiding van Gerrit Boekhoven, schuilnaam Henk de Groot.
Maurits, Petra (en haar familie), David, Delia en Sam zijn door mij verzonnen.
Dit was deel 2 van voorlopig het laatste korte verhaal. Ik heb besloten me volgend jaar weer vooral te richten op mijn boek en op de podcast die ik maak samen met Stephanie Croes.