schrijver, Emmie, historische roman,

Kort verhaal | Afscheid van het weeshuis

Eind 2021 besloot ik mezelf uit te dagen door in 2022 elke maand een kort verhaal te schrijven en te publiceren op mijn website. Vandaag het derde verhaal. Dit verhaal speelt zich af in het Groene Weeshuis in Groningen.
In 1621 werd het weeshuis ondergebracht in een deel van het voormalige Jacobijnerklooster aan de Oude Ebbingestraat. In dit voormalige kloostercomplex werd in 1660 ook het Blauwe Weeshuis gevestigd. De kleuren in de namen verwijzen naar de klederdracht van de weeskinderen. In 1673 werden het Groene en het Blauwe Weeshuis samengevoegd tot het groene en blaauwe gecombineerde diakenie-kinderhuis, later eenvoudig weg alleen het Groene Weeshuis genoemd. De weeskinderen droegen vanaf het moment van samenvoeging een combinatie van groene en blauwe kleren. Zo was er in Groningen ook nog het Rode Weeshuis of burgerweeshuis, waar de burgerwezen opgenomen werden.
Ik ben benieuwd wat je van het verhaal vindt. Veel plezier met lezen!

Groningen, zondag 15 mei 1910

Het is nog stil op de slaapzaal als Meijke wakker wordt. Een streep licht schijnt door een kier tussen de gordijnen naar binnen. Om zich heen hoort ze gezucht en gesnurk van de andere meisjes. Heel even nog, denkt ze, ik blij nog heel even liggen. Maar dan schiet haar iets te binnen. Het is haar laatste dag vandaag! Meteen is ze klaarwakker. Ze gooit de deken van zich af en zwaait haar voeten over de bedrand. Een opgewonden gevoel verspreid zich door haar buik. Haar laatste dag in het Groene Weeshuis. Vanavond na de maaltijd zal ze door een van de suppoosten naar haar nieuwe adres gebracht worden. Haar weeshuistijd zit er op.
Maar, Meijke Wierenga, je hebt nu geen tijd om te dromen. Hup opstaan en je taken doen, spreekt ze zichzelf streng toe. Ze zet haar voeten op het koude zeil. Hoewel het al mei is, koelt het ’s nachts nog behoorlijk af en het zeil houdt de kou lang vast.
   Zoals elke dag begint Meijke met het wakker maken van de andere meisjes.
   ‘Goedemorgen Grietje, het is tijd om wakker te worden. Dag Jantje, heb je lekker geslapen?’ Met een aai over hun hoofd of over hun wangen en zachte vriendelijke woorden probeert Meijke de meisjes terug te halen uit dromenland. Ze kent haar pappenheimers. Ze weet precies wie tijd nodig heeft om wakker te worden en wie meteen uit bed springt. Ze weet welk meisje soms nachtmerries heeft en wie opziet tegen de dag. Voor ieder meisje heeft ze een woordje.
   Hoe anders was het toen zij hier zelf net was. Twaalf jaar woont ze inmiddels in het Groene Weeshuis. Ze herinnert zich de dag dat ze voor het eerst door de statige voordeur stapte nog goed. Acht was ze, en ze voelde de verantwoordelijkheid voor haar jongere broertjes en zusje op haar smalle schouders drukken.
   Haar gedachten gaan terug naar haar eerste ontmoeting met de binnenmoeder en -vader van het weeshuis. Wat moest ze er aan wennen die wildvreemde mensen vader en moeder te noemen. Haar eigen ouders waren nog maar net dood. Ze heeft zich er de eerste dagen tegen verzet. Maar ‘mevrouw’ en ‘meneer’ werd niet getolereerd. Bovendien, de andere kinderen zeiden vader en moeder. En het belangrijkste argument voor Meijke om overstag te gaan: Meneer en mevrouw Mollema gedroegen zich als ouders. Met heel veel kinderen, dat wel. Er waren er toen bijna twee keer zoveel als nu. Ze moesten hun aandacht verdelen, maar ze deden hun best. Probeerden begripvol en liefdevol te zijn en voor iedereen tijd te maken. Meijke weet van uit de verhalen dat binnenvaders en -moeders vaak maar kort bleven, maar meneer en mevrouw Mollema zijn hier al langer dan Meike zelf. Ze kent hen dus al langer dan ze haar eigen ouders gekend heeft. Haar keel knijpt dicht bij die gedachte. Natuurlijk heeft ze de afgelopen jaren vaak aan haar vader en moeder gedacht. Maar de herinnering aan hun gezichten vervaagde en inmiddels lukt het haar niet meer de beelden op te roepen. Ze zou willen dat ze foto’s had, maar dat was destijds niet voor hen weggelegd. Om hun ouders ook voor haar jongere broertjes en zusje, die door hun leeftijd nog minder herinneringen hebben, levend te houden is Meijke meteen na aankomst in het weeshuis begonnen met het vertellen van verhalen. Over hun ouders, het huis waar ze woonden en de dingen die ze samen deden. Naar de kerk op zondag en na de dienst thuis samen zingen. Spelen met de buurkinderen, moeder helpen met schoonmaken, boodschappen doen en paardje rijden op vaders knie. Tot op de dag van vandaag heeft ze dat volgehouden. Misschien heeft ze de verhalen in de loop van de jaren wat smeuïger gemaakt. Dingen toegevoegd en weggelaten omdat het daar mooier van werd.

Als alle meisjes naast hun bed staan dirigeert Meijke de grotere kinderen naar de wastafel.
   ‘Line en Geertje, kom op, jullie hebben niet de hele dag de tijd.’ De meisjes kijken verstoord op van hun gesprek. Vlug gaan ze verder met het wassen van hun gezichten. Meijke helpt de kleintjes. Haalt snel een doek over hun snoetjes en helpt hen hun jurkjes en schortjes aan te trekken.
   Een paar minuten later gaat de gong voor het ontbijt en loopt Meijke met de meisjes naar de ontbijtzaal beneden. De meisjes zitten al keurig aan tafel als de jongens binnenkomen. Hun gekeuvel wordt overstemd door het geschreeuw van een paar wilde jongens, maar een strenge blik van Meijke en een knik in de richting van moeder en vader doet het lawaai verstommen. Rustiger zoeken de jongens hun plaats en als iedereen zit en stil is gaat vader voor in gebed. Daarna hoort Meijke alleen nog maar kauwende en slurpende geluiden.
   Na het ontbijt is het tijd om zich klaar te maken voor de kerk. Een paar oudere meisjes blijven thuis met de jongste kinderen. Meijke heeft ook vaak de taak van kinderoppas maar vandaag heeft ze gevraagd om in de ochtend mee te gaan naar de kerk. Vanmiddag wil ze zich voorbereiden op haar vertrek. Met vader en moeder voorop lopen ruim zeventig kinderen even later naar de Martinikerk.
   Na de kerkdienst is er voor alle kinderen chocolademelk. Normaalgesproken is dat een winterdrankje, maar Meijke heeft gevraagd of er een uitzondering gemaakt kan worden voor haar laatste dag. Ze heeft fijne herinneringen aan al die koude zondagen in het weeshuis. Zondagen waarop ze klappertandend thuiskwam na de kerkdienst en dacht dat ze het nooit meer warm zou krijgen. Zondagen waarop ze zo dicht mogelijk bij het vuur kroop, maar andere kinderen voor liet gaan als ze zag dat zij het ook koud hadden. Zondagen waarop vader en moeder en het weeshuis bijna als een echt thuis voelden en de andere kinderen als boertjes en zusjes.
   Meijke denkt terug aan de jaren in het huisje aan de Pluimersgang, een armoedig straatje tussen het Schuitendiep en de Nieuweweg. Het was er altijd vies; van oktober tot mei modderig en van juni tot september stoffig. Haar moeder had er een dagtaak aan het huisje schoon te houden. Met het karige loon van vader was het daarnaast een kunst om alle monden te vullen.
Hun huisje had één kamer en een klein zoldertje. Het was krap als ze op een regenachtige dag allemaal thuis waren. Dan was er ook wel eens ruzie. Maar meestal hadden ze het goed met elkaar. Meijke zou er alles voor over hebben om weer even in dat donkere kamertje te zitten. Haar broertjes en zusje spelend op de grond of aan de kleine tafel, vader pijp rokend in de enige comfortabele stoel en moeder redderend bij het fornuis.
   Meijke was zes toen vader ziek werd, zeven toen moeder ziek werd en acht toen ze allebei overleden, drie maanden na elkaar. Een tante kwam om voor haar en de andere kinderen te zorgen en na de begrafenis nam ze hen mee naar haar huis. Maar ook daar was het een armoedige boel. Dus werden ze na een paar weken naar het weeshuis gebracht. Het Groene weeshuis natuurlijk, het Rode was voor kinderen van rijke ouders.

Vorige week heeft ze haar broertjes en zusje bij elkaar geroepen. Niet voor een verhaal over het verleden deze keer, maar om te vertellen over haar toekomst, haar vertrek. Natuurlijk wisten ze allemaal dat dit moment zou komen. In de afgelopen jaren vertrokken er regelmatig meisjes omdat ze een dienstje hadden gevonden of omdat ze gingen trouwen. Maar aan de gezichten te zien kwam het voor haar broertjes en zusje toch als een schok. Bij Corrie liepen de tranen over de wangen en Jan en Evert weigerden Meijke aan te kijken. Maar haar belofte dat ze hard gaat werken om te zorgen dat ze zo snel mogelijk allemaal weer bij elkaar kunnen wonen, fleurde hen weer een beetje op. Meijke houdt zich ook vast aan de gedachte aan een huis waar ze met elkaar kunnen wonen. Dat is waar ze het voor doet. Dat is de verantwoordelijkheid die ze al vanaf haar achtste voelt.

En nu zit haar tijd hier er echt op. Afgelopen vrijdag had ze een gesprek met een van de voogdessen en gisteren met mevrouw Beukema waar ze kinderjuf zal worden. Vanuit het weeshuis is zo’n gesprek verplicht voor iedereen die een weesmeisje of -jongen in dienst wil nemen. Daarmee moet voorkomen worden dat er misbruik wordt gemaakt van kinderen die verder nergens heen kunnen. Niet dat Meijke een onbekende is voor mevrouw Beukema. De afgelopen jaren heeft ze als keukenmeid voor haar gewerkt. En nu promoveert ze tot inwonend kinderjuf. Meijke kijkt er naar uit. Ze heeft de kinderen Beukema tijdens haar werkzaamheden in de keuken regelmatig ontmoet. Het zijn lieve kinderen. Van een ander meisje in het weeshuis hoorde ze dat dat niet vanzelfsprekend is in rijke families.
   Een gevoel van opwinding verspreidt zich door haar buik. Maar dat gevoel verandert in buikpijn als ze om zich heen kijkt. Wat zal ze de kinderen hier missen. En wat zullen ze haar missen. Even voelt het alsof ze de kinderen in het weeshuis in de steek laat. Maar die kinderen zullen ook vroeger of later het weeshuis verlaten, op eigen benen staan. Meijke hoopt dat ze een klein beetje heeft bijgedragen aan een fijne tijd in het weeshuis en de voorbereiding op een leven daarbuiten.

Protest klinkt op in de kinderzaal als Meijke het boekje dichtslaat.
   ‘Dat was het, lieverds. Dat was het verhaal van ‘De drie katjes.’ Vriendelijk glimlacht ze naar de teleurgestelde gezichtjes om haar heen. ‘Ga nu maar gauw jullie handen wassen, de gong zal zo wel gaan.’ Zelf blijft ze nog even zitten met het boekje in haar handen. Ze geniet van dit moment van de dag. Het moment, aan het eind van de middag, waarop ze zich bijna de moeder voelt van de kinderen die zich vol verwachting om haar heen verzamelen. De kleintjes kruipen op haar schoot of dicht tegen haar aan en het is muisstil zodra ze begint met voorlezen. Met grote ogen kijken de kinderen haar aan als ze vertelt over spannende avonturen en ze lachen als Meijke gekke stemmetjes gebruikt. Maar ook dit was de laatste keer.

Als ze de gong voor de avondmaaltijd hoort, staat ze met een zucht op.
   ‘Kom kinderen, opschieten nu.’ Met zachte dwang duwt ze de kinderen voor zich uit naar de gang. Rennen is verboden maar het lukt de kinderen toch om in recordtempo de trap naar de eetzaal te beklimmen. In zichzelf lachend haast Meijke zich er achteraan.

‘Meijke wil jij vandaag het gebed uitspreken?’ Moeder glimlacht haar vanaf de andere kant van de tafel toe.
   ‘Natuurlijk moeder.’ Meijke voelt zich vereerd. Het gebed is een taak die normaalgesproken door vader wordt uitgevoerd.
Meijke kijkt om zich heen of alle kinderen hun ogen dicht en hun handen gevouwen hebben. Dan sluit ze zelf ook haar ogen.
   ‘Vader in de hemel, wij danken u voor deze dag en voor de mooie dienst vanochtend. Wij danken u voor vader en moeder en voor onze gezondheid. Wij vragen u om uw zegen over dit eten. Wees ons genadig en wees ons nabij. Amen.’
   ‘Dankje Meijke.’ Moeder knikt haar toe. ‘Eet smakelijk.’ Alsof de kinderen op dit signaal hebben gewacht storten ze zich als hongerige wolven op hun broodmaaltijd.
   ‘Meijke, wil je mijn brood snijden?’ Haar broertje Jan heeft de stoel naast Meijke bemachtigd en maakt daar goed gebruik van. Hij is al twaalf, maar hij is de jongste van het stel en was nog maar een baby toen ze hier kwamen. Meijke heeft hem altijd het meest vertroeteld. Van moeder mag het eigenlijk niet. Hij kan het prima zelf en zelfredzaamheid is een groot goed. Maar vandaag is het haar laatste avond hier. Dus snijdt Meijke Jans boterham in vier stukken.
   ‘Eet smakelijk jongen,’ zegt ze.
Dan richt ze haar aandacht weer op haar eigen boterham. Toch raar dat dit de laatste keer is dat ze hier zit.

Na de maaltijd stopt Meijke de laatste spullen in haar tas en haalt ze bij vader haar spaargeld op. De munten rinkelen in het beursje dat aan haar schort heeft hangt. Het is een leuk bedrag. Ze heeft de afgelopen jaren nooit iets voor zichzelf gekocht en haar zakgeld alleen in hoge nood gebruikt.
   Nadat ze vader en moeder een hand heeft gegeven en hen heeft bedankt voor alle goede zorgen de afgelopen jaren stapt ze voor de laatste keer door de statige voordeur naar buiten. Haar verblijf in het Groene Weeshuis zit er op. Natuurlijk is dit niet de laatste keer dat ze hier is. Ze wil Evert, Corrie en Jan zo vaak als ze kan ophalen. Maar zelf woont ze hier vanaf nu niet meer. Met een knoop in haar maag draait ze zich nog een keer om. Alle kinderen hebben zich verzameld in de hal. Meijke laat haar blik langs alle kopjes gaan.  Ze kent ze stuk voor stuk. Er is geen kind dat niet door Meijke is voorgelezen, geen jongen die nooit een aai over zijn bol van haar heeft gekregen, geen meisje waarvan ze nooit de tranen heeft gedroogd. Ze zwaait nog een keer en zet er dan de pas stevig in. Op weg naar haar nieuwe leven.

 

Groene Weeshous, Oude Ebbingestraat Groningen