Op de plek waar nu het pand van Vindicat staat, stond vroeger het Scholtenshuis. In 1878 gaf grootindustrieel en Groninger Willem Albert Scholten opdracht tot de bouw van een pand aan de oostzijde van de Grote Markt in de stad Groningen. In 1881 was de prachtige stadsvilla klaar en trok Scholten er met zijn vrouw in. Het pand bevatte eigenlijk twee huizen want ook zijn zoon Jan Evert woonde er met zijn gezin. In de volksmond kreeg het pand de naam Scholtenshuis.
Tot zover niks aan de hand.
Maar toen werd het 1940. Al in juni van dat jaar werden de weduwe van Jan Evert en haar zoon door de Duitse bezetter het huis uit gezet. De Duitsers vestigen er het hoofdkwartier voor de regionale afdeling van de Sicherheitsdienst (SD) en de Sicherheitspolizei. Het werd in de loop van de oorlog een beruchte plek waar honderden verzetsstrijders gevangen hebben gezeten en gemarteld zijn. Het Scholtenshuis kreeg daarom de bijnaam ‘het voorportaal van de hel’.
Een van de bekendste en de meest gevreesde Duitsers van het Scholtenshuis was de beul van Groningen, Robert Lehnhoff. Over hem doen veel lugubere verhalen de ronde, met name over de martelmethoden die hij inzette.
Bij de bevrijding van Groningen in april 1945 werd het Scholtenshuis eerst nog fel verdedigt door de aanwezige SD’ers, maar uiteindelijk vluchtte de groep naar Schiermonnikoog. Zes weken later zijn ze teruggebracht naar het huis van bewaring in Groningen. Lehnhoff kreeg de doodstraf en werd in 1950 geëxecuteerd.
Het gebouw zelf werd bij de bevrijding in brand gestoken, beschoten en volledig verwoest. Het duurde tot 1954 voordat er op de plek van het Scholtenshuis nieuwbouw kwam.

